Prinsjesdag 2015: Wijzigingen belastingstelsel

07/10/2015

Prinsjesdag en de algemene beschouwingen zijn weer achter de rug. Hieronder vindt u een aantal wijzigingen in het belastingstelsel die vanaf 1 januari 2016 zullen worden doorgevoerd.

1. Verlaging tweede en derde belastingschijf en verlenging derde belastingschijf

De lasten op arbeid worden verlaagd, de tarieven in de tweede en derde belastingschijf gaan omlaag. Beide schijven zullen worden verlaagd van 42% in 2015 naar 40,15% in 2016. Daarnaast wordt de derde belastingschijf verlengd. Hierdoor vallen belastingplichtigen minder snel in de vierde schijf. In 2015 ligt de ondergrens van de vierde schijf op € 57.585,-. Deze grens wordt met € 8.548,- verhoogd naar € 66.421,-. Daarnaast wordt de eerste schijf met 0,05% verhoogd. In onderstaande tabel zijn de tarieven voor 2016 voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt opgenomen:

Schijf Belastbaar inkomen Totaal tarief
1 t/m 19.922 36,55%
2 Vanaf € 19.923 t/m € 34.027 40,15%
3 Vanaf € 34.028 t/m € 66.421 40,15%
4 Vanaf € 66.422 en hoger 52,00%

2. Wijzigingen in box 3

Het heffingsvrij vermogen zal in 2017 worden verhoogd naar € 25.000,- per persoon (€ 21.330,- in 2015). Voor fiscaal partners zal het heffingsvrije vermogen € 50.000,- bedragen. Op dit moment gaat de Belastingdienst uit van een vast forfaitair rendement van 4% over de grondslag sparen en beleggen. Over dit percentage, het voordeel uit sparen en beleggen, betaal je 30% belasting. Dit komt neer op 1,2% belasting over de grondslag sparen en beleggen.

In het Belastingplan 2016 is opgenomen dat het forfaitaire rendement afhankelijk wordt van de hoogte van de grondslag in box 3. Het vermogen van belastingplichtigen wordt verdeeld in drie schijven.
De effectieve belastingheffing over deze vermogens ziet er als volgt uit:
Schijf Vermogen in box 3 Belastingtarief

Schijf Vermogen in box 3 Belastingtarief
1 € 0,- tot € 100.000,- 2,9% * 30% = 0,87%
2  € 100.000,- tot € 1.000.000,- 4,7% * 30% = 1,41%
3 € 1.000.000,- en hoger 5,5% * 30% = 1,65%

3. Wijzigingen autobelastingen

Ook op het gebied van de autobelastingen zijn verschillende maatregelen getroffen. Hieronder zijn de belangrijkste maatregelen opgesomd:
• Het algemene bijtellingspercentage wordt verlaagd van 25% naar 22%;
• Het aantal bijtellingscategorieën wordt verlaagd van vier naar twee;
• De tarieven voor de belasting van personenauto’s gaan tot 2020 geleidelijk omlaag met gemiddeld 12%;
• Het vaste bedrag per verkochte auto dat niet aan de CO2-uitstoot gekoppeld is, gaat omhoog;
• De motorrijtuigenbelasting voor reguliere personenvoertuigen gaat per 2017 gemiddeld met 2% omlaag en stijgt voor de meest vervuilende dieselauto’s per 2019;
• Vanaf 2016 zijn alleen elektrische auto’s volledig vrijgesteld van de motorrijtuigenbelasting.
Voor semi-elektrische auto’s geldt een halve vrijstelling.

4. Verhoging van de arbeidskorting

In 2016 wordt het maximumbedrag van de arbeidskorting, nadat dit bedrag is geïndexeerd, extra verhoogd met € 638,-. Vanaf een bepaald inkomen wordt de arbeidskorting afgebouwd. Het startpunt van de afbouw wordt, nadat dit startpunt is geïndexeerd, verlaagd met € 15.950,-. Belastingplichtigen met een inkomens tussen circa € 9.000,- en circa € 50.000,- profiteren van een hogere arbeidskorting van maximaal € 638,-. Voor andere inkomens heeft de extra verhoging geen effect.

5. Steilere en volledige afbouw algemene heffingskorting

Het afbouwpercentage in de algemene heffingskorting wordt per 1 januari 2016 verhoogd met 2,476%. In 2016 komt het afbouwpercentage daarmee op 4,796%. In het Belastingplan 2015 was opgenomen dat het afbouwpercentage in de algemene heffingskorting in 2016 zou worden verhoogd met 1%-punt. Deze verhoging van het afbouwpercentage zou leiden tot een minimale algemene heffingskorting van € 991,-. Als gevolg van de steilere afbouw wordt de algemene heffingskorting al in 2016 volledig afgebouwd. Het afbouwtraject loopt in 2016 van circa € 20.000,- tot circa € 66.000,-.

6. Toeslagen

Vanaf 2016 wordt het kindgebonden budget verhoogd voor derde en volgende kinderen. Ook wordt het kindgebonden budget voor het tweede kind volgend jaar eenmalig verhoogd.

De voorgenomen bezuinigingen op de huurtoeslag zullen worden uitgesteld. Het kabinet wenst eerst een onderoek te laten uitvoeren inzake de sociale huur. Pas na afronding van dit onderzoek in 2016 zal het kabinet een beslissing nemen over eventuele bezuinigingen op de huurtoeslag.
Bij de presentatie van de vorige Miljoenennota had het kabinet de zorgtoeslag voor de laagste inkomens verhoogd. Hogere inkomens ontvangen in 2015 juist minder zorgtoeslag. Voor 2016 heeft het kabinet deze maatregel nog een keer verlengd. De laagste inkomens krijgen hierdoor volgend jaar maandelijks € 6,- meer aan zorgtoeslag.

7. Stimulering van start-ups en het midden- en kleinbedrijf

Het kabinet stelt per 2017 € 50 miljoen beschikbaar om start-ups en het midden- en kleinbedrijf te stimuleren. Hoe deze stimulans precies wordt vormgegeven, zal het komend jaar worden uitgewerkt. In de Miljoenennota wordt vermeld dat hierbij onder andere wordt getoetst op effectiviteit, uitvoerbaarheid en Europeesrechtelijke houdbaarheid.